Tot dit jaar betekende positief of negatief maar één ding in de wielerwereld. Doping. Met COVID-19 is alles veranderd en lijkt dit van een ver verleden. Wanneer zaterdag in Nice de karavaan vertrekt – om als tikkende tijdbom drie weken lang door Frankrijk te touren – dan buitelen de protocollen, regels en maatregelen over elkaar heen. Alles om ervoor te zorgen dat de bubbel in stand blijft. Iedereen die een beetje nadenkt beseft dat het onmogelijk is om dat sprookje overeind te houden. De belangen zijn simpelweg te groot om het niet door te laten gaan.
Dit wordt een Tour de France van geknepen billen. Voor de renners, voor de ploegen, voor de volgers en ook voor alle liefhebbers. Niet alleen vanwege het loodzware parcours, de vele bergetappes en mogelijk Nederlands eindsucces. Net als in het eerste decennium van deze eeuw en gelijk volledig anders, hangt de dreiging van positieve testen voortdurend boven het peloton en dat maakt het pas echt verdomde spannend.
Positieve testen zijn negatief en andersom. Een mindfuck waarmee mijn hoofd altijd een extra denkslag nodig heeft om resultaat en gevoel op één lijn te krijgen. Frankrijk kleurt oranje. Halen we Parijs nog wel? Bij hoeveel positieve gevallen zet de Franse regering er een streep door? Durft ze dat eigenlijk wel als het onvermijdelijk wordt?
En aan de andere kant: hoe mooi zou het zijn als deze Tour de France, veertig jaar na Joop Zoetemelk, met het beeld van een Nederlandse killer-bee op het hoogste schavot in het collectieve geheugen gegrift wordt?
Zoveel mensen, zoveel contacten en zoveel testen – ik houd mijn hart vast maar blijf positief en hoop voor deze Tour op louter negatieve uitslagen!